In een recent gepubliceerd artikel schetsen Lindseth, Blaney, Marshall en anderen
een verklaringsmodel voor ME/CVS met een hoofdrol voor de vitamine D receptor.
Volgens de hypothese is niet één specifieke pathogeen verantwoordelijk voor ME/CVS,
maar ontregelt een samenstel van intracellulaire pathogenen, via interactie met ons DNA,
de aanmaak van essentiële eiwitten en cellulaire herstelwerkzaamheden.
Hierbij is, zoals al vermeld, een belangrijke rol weggelegd voor de vitamine D receptor.
Als de actieve vorm vitamine D (calcitriol, 1,25D) zich,
met behulp van vitamine D bindend proteïne, bindt aan de
vitamine D receptor,
wordt de cel aangezet tot aanmaak van verschillende essentiële eiwitten,
onder meer eiwitten die essentieel zijn voor niet-specifieke immuunsysteem.
Door het ontregelen van de werking van de vitamine D receptor,
onderdrukken ziekmakende microben, o.a. EBV, de intracellulaire (Th1) afweer.
Hierdoor krijgen nieuwe (intracellulaire) infecties een kans ("successieve infecties")
Volgens de hypothese kunnen grondstoffen voor/afbraakproducten van 1,25D
(waaronder vitamine D3,
calcifediol of calcidiol: 25-D, en
24,25-D)
door onderlinge competitie,
de werking van de vitamine D receptor verder onderdrukken.
Daarom is volgens de auteurs vitamine D-suppletie funest voor de cellulaire immuniteit,
alhoewel die suppletie op korte termijn aantrekkelijk is (anti-inflammatoire werking).
De oplossing op de lange termijn is volgens de onderzoekers immuunstimulatie
m.b.v. stoffen die de werking van de vitamine D receptor stimuleren.
Een van de stoffen die de werking van devitamine D receptor lijkt te stimuleren
is olmesartan medoxomil (merknaam: Benicar),
dat daarnaast ook in staat lijkt het inflammatoire NF-kB-systeem te onderdrukken.
Door de vitamine D receptor (weer) aan het werk te zetten
kan de gastheer (patiënt) de (intracellulaire) microben op termijn zelf opruimen.
Het "nadeel" is dat de patiënt, vooral in het beginstadium,
te maken kan krijgen met
Herxheimer-achtige reacties ("beginverergering").
Herstel duurt via deze aanpak dan ook lang, maar is volgens de auteurs wel blijvend.
Omdat olmesartan snel in het lichaam (door proteasen) afgebroken wordt,
dient de patiënt langdurig elke 4 tot 8 uur 40 mg te slikken.
Het immunologische verklaringsmodel van Marshall is aantrekkelijk en samenhangend,
doch de juistheid van dit model en de bijbehorende oplossing zal nog moeten blijken.
Drie vaststellingen die eveneens in het artikel aan de orde komen, wil ik u niet onthouden:
Omdat volgens de auteurs de afbraak van 1,25D eveneens onderdrukt wordt,
is 25-hydroxyvitamine-D (25-D) géén goede maatstaf voor vitamine D(3)-tekort.
Veel patiënten hebben een 25-D tekort, terwijl 1,25D nivo's (te) hoog zijn.
Onderzoekers moeten oppassen antilichamen (geheel) toe te schrijven aan
auto-immuniteit,
omdat de antilichamen tegen eiwitten geproduceerd in response op intracellulaire microben
sterk kunnen lijken op antilichamen gericht tegen lichaamseigen eiwitten, zoals serotonine.
Therapieën gericht op het onderdrukken van de immuunresponse, zoals
Rituximab,
leveren op de korte termijn (symptomatisch) "herstel" op, maar
zijn, volgens Lindseth en collega's, op de lange termijn geen oplossing en
wellicht zelfs contraproductief.
Voor meer achtergrondinformatie bij de theorie van Marshall, klik op onderstaand logo:
Twee kanttekeningen zijn tot slot nog wel op zijn plaats:
De visie van Lindseth, Marshall en coauteurs laat zich deels samenvatten als:
elk patiënt zijn eigen verzameling infecties en daarmee zijn eigen ziekte (symptomen).
Echter deze visie verklaart in mijn ogen niet de karakteristieke symptomen
die alle ME- (en CVS-patiënten) ervaren, zoals post-exertionele malaise.
De verklaring die gegeven wordt voor
uitbraken van ME (CVS) is niet erg logisch.
Volgens Marshall et al. dragen patiënten de microben, die de afweer onderdrukken,
al langere tijd bij zich en manifesteert de ziekte zich na een (nieuwe) infectie of trauma.
Veel, zo niet alle, patiënten rapporteerden bij de uitbraken gelijksoortige symptomen,
terwijl de infecties die ze voor de ziekte opliepen volgens het model uiteenlopend waren.
Een overzichtabel uit het artikel:
Table 1. Key Points
Immunostimulation in the treatment
for chronic fatigue syndrome/myalgic encephalomyelitis.
Immunologic Research. 2013 Apr. doi: 10.1007/s12026-013-8413-z.
Proal AD, Albert PJ, Marshall TG, Blaney GP, Lindseth IA.
Abstract
Chronic fatigue syndrome (CFS)/myalgic encephalomyelitis (ME)
has long been associated with
the presence of infectious agents,
but no single pathogen
has been reliably identified
in all patients with the disease.
Recent studies
using metagenomic techniques
have demonstrated
the presence of
thousands of microbes
in the human body
that were
previously
undetected and
unknown to science.
More importantly,
such species
interact together
by sharing genes and
genetic function
within communities.
It follows that
searching for
a singular pathogen
may greatly underestimate
the microbial complexity
potentially driving
a complex disease
like CFS/ME.
Intracellular microbes
alter
the expression of
human genes
in order to
facilitate their survival.
We have put forth
a model
describing
how multiple species
—bacterial, viral, and fungal—
can cumulatively
dysregulate
expression
by the VDR nuclear receptor
in order
to survive and
thus drive
a disease process.
Based on this model,
we have developed
an immunostimulatory therapy
that is showing promise
inducing
both subjective and objective improvement
in patients
suffering from CFS/ME.
PMID: 23576059
http://link.springer.com/article/10.1007/s12026-013-8413-z
|