Michael Knops, die zijn onderzoek verrichte bij het
Institut für Medizinische Immunologie (IMI)
van de Charité Universiteit Berlijn, is gepromoveerd op de immunologische abnormaliteiten in CVS.
Uit zijn onderzoek blijkt dat er op basis van cytokineprofielen 4 CVS-subgroepen te onderkennen zijn,
hetgeen gelet op het feit dat CVS een vergaarbakdiagnose is, niet geheel verwonderlijk is.
Een nadere toelichting van afwijkingen, begrippen etc. volgt in een later stadium.
Voor de volledige versie van het proefschrift, klik op onderstaande afbeelding:
Charakterisierung des phänotypischen und funktionellen Immunstatus
bei Patienten mit Chronischem Erschöpfungssyndrom
Autor
|
Knops, Michael
Geburtsort: Köln
|
Gutachter
|
Prof. Dr. med. C. Scheibenbogen
|
weitere Gutachter
|
Priv.-Doz. Dr. S. Engeli Priv.-Doz. Dr. med. W. Jabs
|
Freie Schlagwörter
|
chronic fatigue syndrome;
t-cell activation;
immune dysregulation;
immunoglobuline deficiency;
cytokine deviation
|
DDC
|
610 Medizin und Gesundheit
|
http://edocs.fu-berlin.de/diss/receive/FUDISS_thesis_000000093928
http://edocs.fu-berlin.de/diss/servlets/MCRFileNodeServlet/FUDISS_derivate_000000013176/
Dissertation_MKnops_eVersion.pdf
Een vrije vertaling van de samenvatting:
Karakterisering van de fenotypische en functionele immuunstatus
bij patiënten met chronisch vermoeidheidssyndroom
Auteur
|
Knops, Michael
Geboorteplaats: Keulen
|
Promotor
|
Prof C. Scheibenbogen
|
Co-promotors
|
Priv-Doz. Dr S. Engeli
Priv-Doz. med .Dr W. Jabs
|
Trefwoorden
|
chronische vermoeidheidsyndroom,
T-cel activatie,
immuundysfunctie,
immunoglobuline deficiëntie,
cytokine afwijking
|
DDC
|
610 Geneeskunde en gezondheid
|
Samenvatting
Het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) is een complexe aandoening,
met een prevalentie in Duitsland van 0.3% en nog onbekende oorzaak.
CVS manifesteert zich voornamelijk in extreme vermoeidheid en
verslechtering van de algemene gezondheidstoestand,
hetgeen gepaard gaat met een aanzienlijke vermindering van de levenskwaliteit.
De leeftijd bij het begin van de ziekte is tussen de 20 en 40 jaar,
en vrouwen worden vaker dan mannen getroffen.
Een oorzakelijke therapie voor CVS is er momenteel niet.
Aanbevelingen m.b.t. behandeling beperken zich tot symptomen van de individuele patiënt.
Strategieën om symptomen te bestrijden zijn met name
de behandeling van chronische infecties,
compensatie van ondervoeding, fysiotherapie, gedragstherapie en pijnbestrijding.
Doel van dit project is de retrospectieve analyse [analyse achteraf] van
fenotypische en functionele immunologische laboratoriumuitslagen
van patiënten met vermoede of een bevestigde diagnose van CVS,
die zich zich bij de polikliniek voor Immunodeficiencies
van het Instituut voor Medische Immunologie aangemeld hebben.
Voor de registratie en analyse van
laboratoriumuitslagen en biometrische, epidemiologische en klinische gegevens,
is een database ontwikkeld,
die ons in staat moet stellen complexe analyses uit te voeren en
correlaties met andere parameters vast te stellen.
226 patiënten met het vermoeden van CVS
werden onderzocht op fenotypische en functionele biomarkers.
Voor de analyse en correlatie van
laboratoriumuitslagen met de klinische gegevens
werden de patiëntdossiers (Epikrisenbestanden, periode 2005–2011)
in de speciaal ontwikkelde database ingevoerd.
De gemiddelde leeftijd van de populatie is 44 ± 12 SD.
Met een geslachtsratio van 64%
blijken meer vrouwen dan mannen getroffen door de ziekte.
Op alle patiënten werden de Fukuda-criteria toegepast.
157 (69%) van de patiënten voldeden aan de criteria van CVS (G93.3) en
bij 69 (31%) patiënten werd de diagnose moeheid met onbekende oorsprong (F48.0) vastgesteld.
Bij ongeveer 11% van de CVS-patiënten werd
autoimmune thyroiditis geconstateerd.
Als onderdeel van de immunologische diagnose
werd bij 31% van de CVS-patiënten een immunoglobuline-deficiëntie vastgesteld,
waaronder een IgA-deficiëntie bij 5%,
een IgG-deficiëntie bij 6%,
een IgG3 subklasse-deficiëntie bij 10%, en
een IgG4 subklasse-deficiëntie bij 10%.
Bij 8% werd verhoogde IgM-concentraties vastgesteld.
M.b.t. afwijkingen van de cellulaire immuunstatus werd
bij 32% van de CVS-patiënten T-celactivering vastgesteld
op basis van verhoogde expressie van activeringsmerkers,
CD11, CD28 en CD57, op CD8 +-T-lymfocyten.
Bij 15% van CVS-patiënten werd
een toename van de activatiemerker CD11 en
een vermindering van de activatiemarker CD28 op CD8 + T-lymfocyten
waargenomen, indicatief voor persisterende cytotoxische T-cel activatie.
Bovendien werd bij 33% een pathologische hoge CD57+ T-cel-activiteit waargenomen,
die duidt op een verschuiving van naïeve cytotoxische T-lymfocyten
naar cytotoxische T-lymfocyten-geheugencellen.
M.b.t. de concanavalin A–gestimuleerde T cel-response in vitro
werd bij het merendeel van de CVS-patiënten immunologische afwijkingen waargenomen.
Op basis van het cytokineprofiel kunnen
CVS-patiënten in vier groepen onderverdeeld worden.
Er kunnen twee groepen met respectievelijk hoge IL-2 en IL-5 niveaus onderscheiden worden.
Eén groep vertoonde verminderde (IL-10) cytokineproductie,
die vaak vergezeld ging van T-cel activatie en lymfopenie.
26% van de patiënten vertoonde
geen afwijkingen de cytokineproductie.
Bij ongeveer 22% van de patiënten vonden we een EBNA IgG deficientie,
een mogelijke indicator van chronische EBV reactivatie.
Een correlatie tussen EBNA IgG en IgG-deficiëntie werd echter niet vastgesteld.
Bij 15% van de patiënten was sprake van leukopenie,
bij 25% van lymfopenie en
bij 6% van (te) laag hemoglobine-gehalte.
Daarnaast vonden we verhoogde MCHC-nivo's in 25% van CVS-patiënten,
die sterk negatief sterk positief correleerde met IL-5 en IL-10.
MCHC wordt besproken als maatstaf voor oxidatieve en/of nitrosatieve stress.
Verdere analyse is nodig om het metabolische profiel vast te stellen
en oxidatieve en/of nitrosatieve stress, stofwisselingsproblemen,
insulineresistentie of eventuele cachexie
onder CVS-patiënten te analyseren.
Kortom, de resultaten tonen aan dat bij patiënten met CVS sprake is van
immuunactivatie en immuundeficiëntie, op basis waarvan
een indeling in vier immunologische subgroepen mogelijk is.
Deze subgroepen zouden in toekomstige onderzocht moeten worden.
Er wordt ook opgemerkt dat
oxidatieve en/of nitrosatieve stress een rol lijkt te spelen in CVS,
een rol die verder moet worden onderzocht in toekomstige studies.
De opgedane kennis draagt bij aan het begrip van de pathogenese van CVS
en vormen de basis voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingsmethoden.
Met dank aan dr. Speedy en een Vlaamse ME-de-strijdster tegen medisch en sociaal onrecht.
|