In een overzichtsartikel vatten Santa Rasa en haar collega's van EUROMENE,
een Europees samenwerkingsverband op het gebied van onderzoek naar
ME en/of
CVS,
de studies naar virusinfecties die vaak in verband gebracht zijn met ME/CVS samen.
In het artikel wordt de (mogelijke) rol van de volgende virusinfecties behandeld:
* |
herpesvirussen (negen soorten) |
|
* |
herpes simplex virus 1 (HSV-1, HHV1) |
|
* |
herpes simplex virus 2 (HSV-2, HHV2) |
|
* |
varicella-zoster-virus (VZV, HHV3), |
|
* |
Epstein-Barr-virus (EBV, HHV4), |
|
* |
cytomegalovirus (CMV, HHV5), |
|
* |
humaan herpes-virus 6 (HHV6A en HHV6B), |
|
* |
humaan herpes-virus 7 (HHV7) en |
|
* |
Kaposi's sarcoma-associated herpesvirus (KSHV, HHV-8). |
* |
enterovirussen (meer dan 70 soorten, o.m.
Coxsackie A/B-virus, het
ECHO-virus en het
poliovirus)
|
* |
het Parvo-virus B19 (dat de 'vijfde ziekte' bij kinderen veroorzaakt), |
* |
retrovirussen (o.m. XMRV en de
HTLV-virus type I en -II dat door DeFreitas e.a. gevonden werd) en
|
* |
het Ross River-virus (dat door muggen op mensen overgedragen wordt). |
In essentie zijn er bij bovenstaande virussen telkens twee scenario's te bedenken:
een virus zet de ziekte in gang en ontregelt het afweersysteem voor lange termijn, waardoor oppor-
tunistische en latente virus-infecties in een later stadium meer 'speelruimte' krijgen ('hit-and-run'),
of een specifiek virus is, o.m. door het afweersysteem om de tuin te leiden en te ontregelen,
in staat een persistente (chronische) latente infectie te veroorzaken die regelmatig actief wordt.
Volgens de auteurs is het eerste scenario het meest waarschijnlijk, maar ik zet daar vraagtekens bij.
In het genoemde artikel worden tevens de (mogelijke) effecten van specifieke infecties
op het afweersysteem, de werking van de mitochondria en auto-immuniteit besproken.
Het zal u niet verbazen dat er geen overtuigend bewijs is dat een specifiek virus dé oorzaak is.
Dit is mede het gevolg van het feit dat studies verschillende 'ME/CVS'-patiëntengroepen onderzocht
hebben, verschillende methoden gebruikt hebben (antilichamen-test, PCR/DNA-onderzoek, etc.),
verschillende monsters onderzocht hebben (bloed, spierweefsel etc.), de actviteit van infecties
in de tijd kan fluctueren en infecties ook bij gezonde proefpersonen
(vaak) kunnen voorkomen.
Zeer relevant in dit verband is mijns inziens het stadium van de ziekte, gezien de constatering
van Hornig e.a. dat het afweersysteem de eerste drie jaar zeer actief is en later uitgeput raakt.
Mogelijk omdat het afweersysteem de oorspronkelijke infectie niet effectief uitschakelt...
Chronic viral infections in myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome (ME/CFS).
J Transl Med. 2018 Oct 1;16:268. https://doi.org/10.1186/s12967-018-1644-y.
Rasa S, Nora-Krukle Z, Henning N, Eliassen E, Shikova E, Harrer T, Scheibenbogen C, Murovska M, Prusty
Abstract
Background and main text
Myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome (ME/CFS)
is a complex and controversial clinical condition
without having established causative factors.
Increasing numbers of cases during past decade have created awareness
among patients as well as healthcare professionals.
Chronic viral infection as a cause of ME/CFS has long been debated.
However, lack of large studies
involving well-designed patient groups and validated experimental set ups
have hindered our knowledge about this disease.
Moreover, recent developments
regarding molecular mechanism of pathogenesis of various infectious agents
cast doubts over validity of several of the past studies.
Conclusions
This review aims to compile all the studies done so far
to investigate various viral agents
that could be associated with ME/CFS.
Furthermore, we suggest strategies
to better design future studies on the role of viral infections in ME/CFS.
Keywords
ME/CFS, Viral infections, Biomarkers
https://translational-medicine.biomedcentral.com/articles/10.1186/s12967-018-1644-y
https://translational-medicine.biomedcentral.com/track/pdf/10.1186/s12967-018-1644-y
|