Hubertus Vrijhoef, Anam Ahmed en Janne Mewes van Panaxea (Amsterdam),
opgericht met als doel de voordelen van (ideeën voor) gezondheidszorg innovaties te evalueren,
maken min of meer gehakt van 18 gerandomiseerde studies naar het effect van CGT/GET op ME/CVS.
Die 18 studies worden vaak gebruikt als 'evidence-base' voor de effectiviteit van CGT en/of GET.
De auteurs hebben de methoden die in de studies gebruikt zijn, kritisch geanalyseerd.
de onderzochte patiëntengroep:
In 10 studies werden CVS-patiënten onderzocht, in vijf studies betrof de onderzoeksgroep
mensen met chronische vermoeidheid (Oxford-criteria), en bij 3 studies was het onduidelijk.
In 13 studies waren (mogelijk) ook patiënten met een psychiatrische diagnose betrokken.
Geen enkele studie onderzocht/rapporteerde hett effect van CGT en GET op ME-patiënten.
de toegepaste 'behandeling':
In 8 studies was CGT de onderzochte 'hoofdtherapie', in 7 studies was CGT deel van de 'behandeling'.
GET was de 'hoofdtherapie' in 2 studies, in 5 studies maakte GET onderdeel uit van de 'therapie'.
de maatstaven waarmee het effect van de 'therapie' bepaald wordt.
In 8 studies werden uitsluiten subjectieve maatstaven, zoals vermoeidheidsscores, gebruikt,
terwijl in 10 studies subjectieve en objectieve maatstaven gebruikt werden, waarbij moet worden op-
gemerkt dat de objectieve maatstaven, zoals gewerkte uren per week, sterk in de minderheid waren.
Alhoewel de meeste studies een (bescheiden) positief resultaat rapporteerden,
gaf CGT en GET geen enkele verbetering te zien m.b.t. objectieve maatstaven.
het risico dat vooringenomen standpunten bevestigd worden:
De onderzoekers onderzochten 8 soorten risico op bias (vooringenomenheid van de onderzoekers)
De meeste studies scoorden hoog in drie risico's op vooringenomenheid van de onderzoekers,
terwijl het risico op mogelijke vooringenomenheid op twee gebieden vaak onduidelijk was.
Op drie gebieden is het risico op vooringenomenheid in de 18 studies volgens de auteurs klein.
Twee studies kregen als het gaat om de kans op vooringenomenheid (0 risico's) een ruime voldoende:
een studie van Nunez en collega's uit 2011, die een negatief effect van CGT/GET liet zien en
die stelselmatig uit de reviews (Cochrane etc.) weggelaten wordt omdat 'de kwaliteit' onvoldoende' is.
en een studie van Wiborg e.a. uit 2015 die bescheiden positieve (subjectieve effecten) liet zien.
Bij vier studies werden 3 of 4 risico's op vooringenomenheid van de onderzoekers vastgesteld,
één daarvan was de Prins studie, die de 'rechtvaardiging' vormt voor CGT/GET in Nederland,
een andere de PACE-trial uit 2011 die een storm van (methodologische) kritiek heeft ondergaan.
Conclusie:
De studie van Ahmed, Vrijmoed en Mewes is het zoveelste bewijs
Voor een soortgelijke analyse van vijf spraakmakende CGT/GET studies van het NKCV: klik hier.
Assessment of the scientific rigour of randomized controlled trials on
the effectiveness of cognitive behavioural therapy and graded exercise therapy
for patients with myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome:
A systematic review.
J Health Psychol. 2019; 1–16. https://doi.org/10.1177/1359105319847261.
Ahmed SA, Mewes JC, Vrijhoef HJM.
Abstract
Cognitive behavioural therapy and graded exercise therapy
have been promoted as effective treatments
for patients with myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome.
However, criticism on the scientific rigour of these studies has been raised.
This review assessed
the methodological quality of studies on
the effectiveness of cognitive behavioural therapy and graded exercise therapy.
The methodological quality of the 18 included studies
was found to be relatively low, as bias was prominently found,
affecting the main outcome measures of the studies
(fatigue, physical functioning and functional impairment/status).
Future research should focus on
including more objective outcome measures
in a well-defined patient population.
Keywords
Chronic fatigue syndrome, cognitive behavioural therapy, graded exercise therapy,
myalgic encephalomyelitis, systematic review
https://journals.sagepub.com/doi/full/10.1177/1359105319847261
Met dank aan Lou Corsius, die mij attent maakte op deze studie van vaderlandse bodem.
|