Follow FrankTwisk on Twitter  
   

 

 

 

 

Afwijkende genexpressie

bevestigt hoofdrol voor

het afweersysteem

en 'energietekorten'

 

 

 

 


 

 

 

Naar aanleiding van een studie uit 2013, waaruit bleek dat de genexpressie in het speeksel

van een CVS-patiënt voor 13 eiwitten afweek van die van zijn/haar gezonde tweelingbroer/-zus,

afwijkingen die gerelateerd zijn aan inflammatie, het afweersysteem en de stofwisseling,

hebben Federica Ciregia en collega's van de Universiteit van Pisa in een vervolgstudie

geanalyseerd of genexpressie-afwijkingen ook te 'zien' zijn in bloedplaatjes van de zieke 'tweeling'.

 

Zij vonden dat de genexpressie in de mitochondria van 194 van de 1007 eiwitten afwijkend was.

Voor 41 van die eiwitten was de genexpressie met dan 2x zo veel (34) of 2 x zo weinig (7).

De resultaten zijn in onderstaande tabel weergegeven (blauw is hogere, oranje lagere genexpressie).

 

 

 

 

Vervolgens hebben de onderzoekers voor 3 van de genen, te weten

ACON (aconitate hydratase): een marker voor oxidatieve en nitrosatieve stress (m.n. via superoxide);

ATPB (ATP synthase subunit beta) dat de energieaanmaak (via ATP synthase) stimuleert,

en MDHM (malate dehydrogenase): eiwit dat essentieel is voor het 'stofwisselingsevenwicht',

bestudeerd of die afwijkingen ook te 'zien' waren zijn in het speeksel van 45 andere CVS-patiënten.

 

De afwijkende expressie van ACON en ATPB werd ook in het speeksel vastgesteld.

 

De afwijkende genexpressie-afwijking van MDHM kon (in eerste instantie) niet worden bevestigd,

maar als de patiënten opgesplitst werden in 'ernstige gevallen' en 'minder ernstige gevallen

bleek dat de afwijkende genexpressie van MDHM wel gold voor 'ernstige gevallen van CVS'.

 

De verhoogde ATPB-genexpressie correleerde met een toename van de pro-inflammatoire cytokines

IFN-γ en TNF-α, terwijl TNF-α ook correleerde (een verband had met) de toename van MDHM-expressie.

De toegenomen ACON-genexpressie correleerde daarentegen negatief met een afname van IL-2.

 

Uit de drie dieper onderzochte eiwitten, de 38 genexpressie-afwijkingen die niet bevestigd zijn en

de genexpressie-afwijkingen die significant waren maar minder dan 2x zo weinig/2x zo veel afweken

wordt nogmaals duidelijk dat het afweersysteem, oxidatieve en nitrosatieve stress en de stofwisseling

(energieaanmaak) de hoofdrol spelen in CVS. Maar ja daar heb je gedrags-/oefentherapie voor.

 

 


 

 

Bottom-up proteomics suggests an association between differential expression of mitochondrial proteins and chronic fatigue syndrome.

Transl Psychiatry. 2016 Sep 27;6(9):e904. doi: 10.1038/tp.2016.184.

Ciregia F, Kollipara L, Giusti L, Zahedi RP, Giacomelli C, Mazzoni MR, Gian­naccini G, Scarpellini P, Urbani A, Sickmann A, Lucacchini A, Bazzichi L.

 

 

Abstract

 

 

Chronic fatigue syndrome (CFS) is a debilitating and complex disorder

characterized by unexplained fatigue not improved by rest.

 

An area of investigation is

the likely connection of CFS with defective mitochondrial function.

 

In a previous work,

we investigated the proteomic salivary profile in a couple of monozygotic twins discordant for CFS.

 

Following this work,

we analyzed mitochondrial proteins in the same couple of twins.

 

Nano-liquid chromatography electrospray ionization mass spectrometry (nano-LC-MS) was used

to study the mitochondria extracted from platelets of the twins.

 

Subsequently, we selected three proteins that were validated using western blot analysis

in a big cohort of subjects (n=45 CFS; n=45 healthy), using whole saliva (WS).

 

The selected proteins were as follows:

aconitate hydratase (ACON), ATP synthase subunit beta (ATPB) and malate dehydrogenase (MDHM).

 

Results for ATPB and ACON confirmed their upregulation in CFS.

 

However, the MDHM alteration was not confirmed.

 

Thereafter, seeing the great variability of clinical features of CFS patients,

we decided to analyze the expression of our proteins

after splitting patients according to clinical parameters.

 

For each marker, the values were actually higher in the group of patients

who had clinical features similar to the ill twin.

 

In conclusion,

these results suggest that our potential markers could be

one of the criteria to be taken into account for helping in diagnosis.

 

Furthermore, the identification of biomarkers present in particular subgroups of CFS patients

may help in shedding light upon the complex entity of CFS.

 

Moreover, it could help in developing tailored treatments.

 

 

http://www.nature.com/tp/journal/v6/n9/pdf/tp2016184a.pdf