Naar aanleiding van de affaire rond Diederik Stapel, die het niet zo nauw nam met de feiten,
schreef ik een brief naar de redactie van de NRC, die opriep "slodderwetenschap" te melden.
In mijn ogen speelt de pers een weinig kritische rol als het gaat om wetenschappelijke feiten.
Journalisten slikken veel voor zoete koek en wetenschappers kunnen roepen wat ze willen.
Mede door die onkritische houding van de media is de affaire Stapel kunnen ontstaan.
Tot slot:
Ik hoop dat een andere brief over hetzelfde onderwerp wél geplaatst wordt/aandacht krijgt.
Anders moeten we nu al vaststellen dat de media van de affaire-Stapel weinig geleerd heeft.
En blijft het bij krokodillentranen en kunnen we wachten op de volgende affaire...
Geachte redactie,
Als de affaire rond prof. dr. Diederik Stapel ons één ding duidelijk heeft gemaakt,
dan is het dat het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep
volstrekt ontoereikend was om de wetenschappelijke integriteit te borgen.
Niet één co-auteur, reviewer, redacteur, onderzoeks-instituut of journalist
bleek moedig en kritisch genoeg om de keizer te 'ontmantelen'.
Terecht stelt prof. dr. Hans Clevers, president van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen, in de NRC van 29 november
("Na rapport-Stapel onderzoek geëist op Erasmus Universiteit")
dat 'slodderwetenschap' niet tot de sociale psychologie beperkt is en
dat in de klinische geneeskunde vergelijkbare problemen spelen.
Dat dit geen loze bewering betreft, blijkt uit de onverkwikkelijke wetenschappelijke gang van zaken m.b.t.
M.E. (Myalgische Encefalomyelitis) en CVS (Chronisch vermoeidheidssyndroom).
Het (bio)psychosociaal verklaringsmodel
(de 'aandoening' wordt in stand gehouden door 'dysfunctionele cognities'
die m.b.v. gedragstherapie afgeleerd moeten worden)
wordt door de wetenschappelijke bedenkers ervan te vuur en te zwaard uitgedragen en door de overheid hartstochtelijk omarmd.
Dat dit door iedereen voor waar aangenomen paradigma gebaseerd is op
het creatief omgaan met definities, methoden en maatstaven, doet kennelijk niet ter zake.
Geen enkele onder-zoeker of journalist voelt zich geroepen
de beweringen van de hooggeplaatste vermoeid-heidsdeskundigen ter discussie te stellen.
Een ieder die het verklaringsmodel met feiten en argumenten ter discussie durft te stellen,
loopt het risico te worden weggezet als 'activist'.
Zo beweert de Gezondheidsraad in 2005 in haar adviesrapport over
ME/CVS aan de Minister zonder feitelijke onderbouwing of bronvermelding dat
70% van de CVS-patiënten aanzienlijk verbetert of zelfs herstelt m.b.v. gedragstherapie (CGT).
ME, door een school van onderzoe-kers op een hoop geveegd tot 'onverklaarbare vermoeidheidsaandoeningen',
is een ernstige, deels verklaarde neuro-immunologische ziekte én CGT is niet effectief en vaak zelfs contraproductief.
Door de affaire-Stapel staat het vertrouwen in de integriteit van de wetenschap op het spel.
De affaire biedt tevens dé kans om wetenschappelijk 'schoon schip' te maken
("Wetenschap mag Diederik Stapel dankbaar zijn voor wake-up call", NRC 29 november).
De vraag is in hoeverre de journalistiek in de toekomst de rol gaat vervullen
die van hen in objectievere beschouwing van de wetenschap verwacht mag worden.
De wetenschappelijke/politieke gang van zaken rond ME en CVS vraagt, net als de affaire Stapel,
een onafhankelijke commissie die de onderste steen naar boven haalt,
omdat de wetenschap en de patiënten dat verdienen.
Inhoudelijke kritiek afdoen als 'dualistische visie' is ontoereikend.
Referentie:
ME/CVS, de psychotherapeut en de (on)macht van het evidence-beest.
Tijdschr Psychother. 2011;37(4):233-258.
doi: 10.1007/s12485-011-0042-1.
Twisk FNM, Arnoldus RJW, Maes M.
|