Pietrangelo en kollega's hebben vastgesteld dat
het spierweefsel van ME(CVS)-patiënten, in vergelijking met gezonde mensen,
relatief meer fast twitch en relatief minder slow twitch-spiervezel bevat.
Fast twitch spiervezels worden aangewend bij een korte, explosieve inspanning,
terwijl slow twitch spiervezels een lange inspanning kunnen leveren (bijv. joggen),
omdat ze relatief veel mitochondria bevatten (met zuurstof energie kunnen produceren).
Het zou interessant zijn te weten wat de relatie met de lage zuurstofopname is.
Overigens is wederom aangetoond dat ME(CVS) gepaard gaat met fysieke afwijkingen.
Dus blijven beweren dat ME(CVS) een medisch onverklaarbare aandoening is,
is, wat mij betreft, net zoiets als volhouden dat Sinterklaas bestaat...
Toelichting fast twitch en slow twitch spiervezel:
De vezels in de spieren, kunnen onderverdeeld worden in twee typen:
Type I vezels worden ook wel slow twitch (ST) spiervezels genoemd.
Ze spannen zich relatief langzaam aan, produceren minder spanning
en verbruiken liever zuurstof dan ze energie opwekken.
Ze zijn grotendeels afhankelijk van aërobe energieproduktie (met zuurstof).
Ze raken niet snel vermoeid en hebben een groot uithoudingsvermogen.
Deze vezels worden voornamelijk gebruikt voor fysieke inspanning met een lage intensiteit, bijvoorbeeld joggen.
De type I vezels bevatten veel haarvaten en mitochondrieën (energiecentrales) en
gebruiken zowel vet als koolhydraten als brandstof.
Type II vezels worden ook wel fast twitch (FT) spiervezels genoemd.
Ze worden gebruikt bij anaërobe activiteiten (zuurstofloze energieproduktie)
en hebben een laag aërobisch kracht.
Deze vezels kunnen heel snel aanspannen,
maar hebben een zeer kort uithoudingsvermogen en genereren de meeste spanning.
|
|
Drie soorten spieren:
* slow twitch (rood),
* medium twitch (rose) en
* fast twitch (wit).
|
De type II vezels worden verder onderverdeeld in type Ia en IIb vezels.
Vezels van het type IIa (medium twitch) hebben meer haarvaten, meer mitochondrieën en
een groter aantal aërobische enzymen dan type IIb vezels.
Hierdoor hebben ze meer kracht wanneer er vermoeidheid optreedt dan vezels van het type IIb .
Vezels van het type IIb (fast twitch) hebben de grootste anaërobische kapaciteit,
maar het kortste uithoudingsvermogen. De vezels raken ze heel snel
vermoeid. Dit type vezels wordt uitsluitend gebruikt voor explosieve
inspanningen, zoals sprinten of springen.
Een sprinter zal waarschijnlijk een hoog percentage type II vezels hebben en minder type I vezels.
Een marathonloper bezit hoogstwaarschijnlijk een groot percentage type I vezels, en minder type II spiervezels.
Dus de marathon van Amsterdam kan ik voorlopig op mijn buik schrijven, FT.
Functional characterization of muscle fibres from patients with chronic fatigue syndrome: case-control study.
Int J Immunopathol Pharmacol. 2009 April-June;22(2):427-436.
Pietrangelo T, Toniolo L, Paoli A, Fulle S, Puglielli C, Fan X00f2 G, Reggiani C.
Chronic fatigue syndrome (CFS)
is a disabling condition
characterized by unexplained chronic fatigue
that impairs normal activities.
Although immunological and psychological aspects are present,
symptoms related to skeletal muscles,
such as
muscle soreness,
fatigability and
increased lactate accumulation,
are prominent in CFS patients.
In this case-control study,
the phenotype of
the same biopsy samples
was analyzed by determining
i) fibre-type proportion
using myosin isoforms as fibre type molecular marker and
gel electrophoresis as a tool to separate and quantify myosin isoforms, and
ii) contractile properties of manually dissected,
chemically made permeable and
calcium-activated single muscle fibres.
The results showed that fibre-type proportion
was significantly altered in CFS samples,
which showed
a shift from the slow- to the fast-twitch phenotype.
Cross sectional area,
force,
maximum shortening velocity and
calcium sensitivity
were not significantly changed in
single muscle fibres
from CFS samples.
Thus,
the contractile properties
of muscle fibres
were preserved
but their proportion was changed,
with an increase in
the more fatigue-prone,
energetically expensive fast fibre type.
Taken together,
these results support the view that
muscle tissue
is directly involved in
the pathogenesis of CFS and
it might contribute to
the early onset of fatigue
typical of the skeletal muscles of CFS patients.
PMID: 19505395 [PubMed - as supplied by publisher]
Met dank aan Brigitte en Rob.
|